Martin Copier - Vormgever van ruimte, licht en beweging

Kunstenaar Martin Copier tekent en schildert al zo lang als hij zich kan herinneren. Hij volgde lessen bij verschillende kunstenaars en kunstinitiatieven en wist al vroeg dat hij naar de kunstacademie wilde. Thuis trof hij hiervoor alleen weinig enthousiasme: zijn ouders hadden niets met kunst en zagen er geen toekomst in. Martin vertelt lachend: 'Als ik een opening heb, vraagt mijn familie nog steeds: we hoeven toch alsjeblieft niet te komen, hè?' Toch wist hij hen te overtuigen mee te gaan naar een introductiedag van de kunstacademie. Martin: 'Het was één explosie van gekkigheid: studenten die hun lichaam en hun haar beschilderden… Mijn ouders schrokken zich rot en zeiden: hier ga je écht niet naartoe.' Zijn moeder stelde een alternatief voor: hij had ooit een kippenhok gebouwd dat heel stevig in elkaar zat, misschien was bouwkunde een goed alternatief? Achteraf is Martin dankbaar voor die bijsturing: ‘Met de kennis van nu had ik het destijds op de academie nooit overleefd.’ Zo begon hij aan een studie bouwkunde, en vanaf dag één was hij verkocht. Alles wat met bouwen, tekenen en ontwerpen te maken had, vond hij fantastisch. Naast zijn studie bleef hij schilderen en lessen volgen om zijn autonome creativiteit te blijven ontwikkelen.

Sprong in het diepe

Na zijn studie ging Martin aan de slag in de bouw, eerst als projectleider, maar al gauw startte hij zijn eigen bedrijf. Hoewel het lekker liep en hij er goed van kon leven, bleef het kunstenaarschap trekken. Hij was inmiddels vader van een zoon en er was een tweede baby op komst. Zijn vrouw spoorde hem aan: als hij ooit nog naar de kunstacademie wilde, moest hij die stap nú zetten. Martin volgde haar advies op en deed toelatingsexamen voor verschillende academies. Nog zonder garantie dat hij ergens aangenomen zou worden, stopte hij met zijn bedrijf. ‘Ik was er zo van overtuigd dat dit was wat ik moest doen, ook al had ik geen idee wat ik moest verwachten.’ Hij koos voor de kunstacademie St. Joost in Breda, waar hij de avondopleiding volgde. Overdag werkte hij parttime als ontwerper en tekenaar bij een architectenbureau in Utrecht, waar hij zijn voorliefde voor ruimte, architectuur en perspectief ontwikkelde. Martin: ‘Ik kon niet computeren, dus ik schetste en tekende alles met de hand. Ze probeerden me nog computerprogramma’s bij te brengen, maar daar viel geen eer aan te behalen.’ Juist dit handmatig werken gaf zijn werk een herkenbare eigenheid en legde de basis voor de stijl die hem later zo onderscheidend zou maken.

Van crisis naar keerpunt

De kunstacademie was voor Martin een geweldige, maar ook confronterende ervaring. Twijfels en tegenslagen waren er genoeg. ‘Je stopt je hele ziel en zaligheid in je werk en krijgt vervolgens genadeloze kritiek,’ vertelt hij. Zijn medestudenten vielen bij bosjes af. Volgens Martin hielpen zijn leeftijd – hij was inmiddels 34 – en zijn stabiele thuissituatie hem om beter met de druk om te gaan, al kende hij evengoed zware momenten. Hij geeft als voorbeeld een beoordeling waarbij zijn werk tijdens een presentatie volledig werd afgekraakt door de toenmalige directeur van de academie. Docenten die ditzelfde werk eerder nog volop hadden geprezen, sloten zich daar nu bij aan. Martin blikt terug: ‘Ik had toen echt een crisismoment: hoe moet het nu verder? Wat moet ik doen als dit het niet wordt?’ In de weken daarna richtte hij zich op zijn kinderen en maakte houtsneden bij de verhaaltjes die hij voor hen verzon. Deze houtsneden drukte hij af op de grafiekafdeling van de kunstacademie. Een docent die dit werk zag, reageerde laaiend enthousiast en moedigde hem aan: ‘Dít is wat je moet doen: blijf uit je hoofd en ontwikkel dit concept verder.’ Dit advies zette Martin op scherp. Hij stortte zich volledig op het afronden van zijn opleiding en studeerde af met houtsneden, terwijl hij voor die tijd alleen maar had geschilderd. Zijn werk werd zelfs genomineerd voor de prijs ‘Jong Talent’ bij het Grafisch Atelier Den Bosch. Martin grijnst: ‘Toen ze daar zagen dat dit ‘jonge talent’ eigenlijk niet zo jong was, stonden ze wel even te kijken.’

Vasthoudendheid

Inmiddels werkte Martin met veel plezier als bouwkundige bij de Gemeente Werkendam, nadat het architectenbureau in Utrecht was opgeheven. Hij voelde zich thuis in Werkendam en kocht er een pand met voldoende leefruimte voor het gezin en genoeg ruimte voor een atelier en galerie. Na zijn afstuderen startte hij hier direct met lessen en workshops en opende hij de galerie waarin hij zijn eigen werk en dat van collega’s exposeerde. Omdat er in Werkendam nauwelijks iets gebeurde op het gebied van kunst, trok zijn initiatief meteen de aandacht van de pers. ‘Iedereen vond het geweldig, zo’n échte kunstgalerie,’ zegt hij, ‘er werd alleen weinig verkocht.’ Naast zijn lessen en workshops groeide daarom Martins gedrevenheid om zijn eigen werk te promoten en te presenteren. Hij licht toe: ‘Dat betekende vooral heel veel werk maken en overal mensen benaderen – van galerie tot kunstbeurs en van kunstuitleen tot museum.’ Door ondertussen goedbetalende, commerciële opdrachten aan te nemen, had hij de financiële vrijheid om zijn autonome werk voort te zetten en tegelijkertijd zijn naam onder de aandacht te brengen.

Langzaam begon zijn vasthoudendheid vruchten af te werpen. Geheel onverwacht ontving hij een uitnodiging van het Gorcums Museum voor een tentoonstelling van zijn werk. Martin: ‘Ik zei: geef me een half jaar, dan maak ik een collectie die jullie allemaal omver blaast.’ Een half jaar werkte hij zich naar eigen zeggen te pletter, met als resultaat een indrukwekkende tentoonstelling die zijn carrière een belangrijke impuls gaf. Daarna kwam alles steeds meer in een stroomversnelling: hij kreeg internationale exposure en zijn werk – zelfs dat uit zijn academietijd – vond gretig aftrek.

Voortdurende zoektocht

Centraal in Martins oeuvre staat de verkenning van ruimte en hoe deze wordt ervaren. Zijn fascinatie voor – voornamelijk lege – ruimtes ontstond tijdens zijn werk op het architectenbureau. Martin legt uit: 'Ik had er altijd moeite mee als mensen de huizen die ik had ontworpen wilden aanpassen of volproppen met spullen. Dus begon ik lege ruimtes te schilderen: lege ruimtes en licht. Ik vond dat deze combinatie genoeg moest zijn om spannend werk te maken.’ Toch miste hij op een gegeven moment iets in die lege ruimtes. Hij wilde beweging toevoegen, om zo de beleving van de ruimte te versterken. Zo begon hij zijn houtsneden te gebruiken om door middel van een stempeltechniek meer dynamiek en structuur in het werk te creëren.

Met die drie elementen – ruimte, licht en beweging – experimenteert Martin inmiddels al twintig jaar. De combinatie van diepgaande technische kennis en aandacht voor ambachtelijke technieken getuigt van zijn liefde voor het vak. Zijn werk toont tijd, toewijding en een voortdurende zoektocht. Sinds kort verkent hij deze drie pijlers ook in 3D: in hout en staal. Martin: ‘De basis blijft hetzelfde, maar ik werk deze in een andere techniek uit. Dat is een mooi uitstapje na al die jaren schilderen.’ 

Structuur en herhaling

Martins werkwijze balanceert tussen concept en intuïtie. Hij vertelt: 'Ik heb altijd een plan, maar negen van de tien keer wordt het iets heel anders. Je kunt je afvragen wat dan het nut van een plan is, maar ik heb het nodig, het is de basis waaruit ik kan vertrekken.’ De academietijd heeft een blijvende invloed gehad op zijn creatieve werkwijze. Nog altijd hoort hij zijn docenten in zijn achterhoofd en stelt hij zichzelf de vraag: is het goed, kan het beter, is het niet een trucje? Hij licht toe: ‘Als ik ’s avonds vol vertrouwen met mijn werk naar de academie ging, zei de docent: oké, goed geprobeerd, maak er nog maar twintig. Dan dacht ik: hoezo, dit is toch al een ‘af’ product? Nu weet ik dat je soms wel honderd, misschien wel duizend versies moet maken, en dat er dan nog steeds verbetering in kan zitten.’

Echte kunst

Op kunstbeurzen valt Martin de snelheid en de massa waarin werk gemaakt wordt op: ‘Het lijkt vaak allemaal op elkaar', vertelt hij. ‘Veel schilderijen van nu zijn platter dan plat, droger dan droog. Ik vind het juist mooi als je het proces van een schilderij ziet: de structuur, de gelaagdheid, en hoe het werk vanuit verschillende hoeken verandert door licht.’ Daarom neemt hij zelf altijd uitgebreid de tijd om te experimenteren, lagen op te bouwen en de compositie zorgvuldig te onderzoeken. 'Ik vind het technische aspect van schilderen heel belangrijk: dat je iets maakt wat over honderd jaar nog mooi is.' Hij merkt op dat veel mensen in zijn omgeving levensecht, heel precies geschilderd werk ‘echte kunst’ noemen. Martin: ‘Dan zeg ik altijd dat ik ze binnen een half jaar kan leren om iets exact na te schilderen, want iets naschilderen kunnen we allemaal. Maar geleid door je gevoel iets creëren op een manier die nog nooit eerder is gedaan, en dat vervolgens twintig keer of zelfs twintig jaar met plezier herhalen: dát is pas moeilijk.’

Bezieling in je kantoor

De drang om te creëren zit diep. 'Ik blijf nooit boven om een boek te lezen. ’s Ochtends ruim ik de kamer op, ga naar mijn atelier en pas om 17:00 ga ik weer naar boven. Maar ik wil ook dat mijn werk gezien wordt. Ik gooi mijn ziel en zaligheid in mijn schilderijen en kan dan ook niet wachten tot het ergens anders een plek krijgt. Business Art Service heeft al sinds 2010 werk van Martin in de collectie. Volgens hem is kunst dé manier om van een kantoor meer te maken dan slechts een werkplek: 'Als je het jezelf cadeau geeft om iets unieks op te hangen, waaraan een kunstenaar zijn hele leven heeft gewerkt, dan kies je automatisch voor bezieling in je kantoor.'  Hij vindt het belangrijk dat mensen op een laagdrempelige manier met kunst in aanraking kunnen komen, omdat veel mensen uit zichzelf nooit een museum of galerie binnenstappen. Een kantooromgeving is daarom volgens Martin een goed startpunt voor kunstzinnige (her)opvoeding. ‘Misschien denk je eerst: wat hebben ze nu weer opgehangen? Maar dan heb je het er bij het koffiezetapparaat met je collega’s over: wat vind jij ervan, wat vind je mooi, wat vind je lelijk? En uiteindelijk ga je het misschien wel waarderen.’

Een gelukkige kunstenaar

Martin is er trots op dat hij al die jaren het vertrouwen heeft gehouden dat het goed zou komen met zijn werk. Dat hij zichzelf de ruimte gunde om werk te blijven maken, ook toen zijn huis vol stond met schilderijen die nauwelijks werden verkocht. Na de periode waarin hij zich afvroeg waarom niemand zijn schilderijen wilde hebben, was de vreugde des te groter toen dat eindelijk wel gebeurde. ‘Zelfs als mijn atelier weer volloopt met schilderijen heb ik het vertrouwen: het komt wel weer, dat werk vindt zijn weg wel.’

Hij gelooft niet in de mythe dat kunstenaars depressief, arm of ongelukkig moeten zijn. ‘Op de academie leek het alsof iedereen ongelukkig was, en een docent zei zelfs dat gelukkig zijn funest is voor een kunstenaar.' Daar is hij het totaal niet mee eens, want voor Martin was zijn gelukkige thuissituatie juist essentieel om het vertrouwen en de ruimte te voelen om te blijven creëren. Zijn droom is een eigen museum, waar zijn zoektocht, kennis en werkwijze samenkomen. ‘Ik wil dat mensen als ik er niet meer ben – lachend: natuurlijk liever als ik er nog wel ben – mijn hele creatieve proces kunnen zien. Dat ze zeggen: hij heeft iets in de kunstwereld gedaan dat nog niet eerder is gedaan, met hart en ziel. En hij was nog gelukkig ook.’